
Met wortel en tak opgebloeid
Geschreven door Jerry Allon op 22 februari 2025
Gisteren stroomde ’t Huiken vol voor de tweede Visserijavond in de 27e jaargang van dit oer-Elburgse evenement. Als nieuwe, niet oer-Elburgse bezoeker vergaapte ik me van begin tot eind aan de audiovisuele vangst van cultureel erfgoed, gevangen door de camera, regie en interviews van Barend Bosman en Willem van Norel. Toen ik ’t Huiken weer uitliep voelde ik me intens Elburger, wel wetende dat ik nooit een oer-Elburger zal worden.
Dit heeft alles te maken met wortels. Het nieuwe drooggelegde land waarop ik opgroeide zou vooruitgang en vernieuwing moeten ademen, maar wel zonder de wortels van een lokale identiteit en geschiedenis. Ook hunkerend naar zo’n identiteit en geschiedenis streek ik twee jaar geleden neer in Elburg. En man, wat heb ik die geschiedenis in Elburg gevonden. Niet als een stoffig oud boek dat niemand meer leest. Maar juist als een levend, weelderig koraal van menselijke verhalen.
Ja, de Visserijavond bracht dat besef scherper dan ooit naar voren. De avond begon met een indrukwekkende film over de toonaangevende Botterstichting, die haar vijftigjarig bestaan inmiddels gevierd heeft. Na de aanschaf en de restauratie van botter EB 24 in 1974 is de varende vloot verder uitgegroeid tot niet minder dan tien botters, iets waar talloze vrijwilligers – jong en oud – vol passie aan bijdragen. En toen ik de de oprichters over het waarom van de stichting hoorde vertellen raakte me dat oprecht.
Elburg verloor haar haven vol botters aan de afsluiting van de Zuiderzee. Terwijl generaties van werkontheemde vissers op hun klompen naar de blikfabriek toogden, werd hun trots en zelfbeeld overlopen door de luide cadans van de productieband. De belofte van “mijn” nieuwe land ging gepaard met een geweldige culturele en psychologische destructie, gesymboliseerd door het verval en de vergane glorie van de Elburgse bottervloot. De Botterstichting heeft deze afstervende cultuur liefdevol gezalfd en zo meer dan levend gehouden.
De Elburgse geest en cultuur kwam in elke film boven. Ook in die over de modelscheepsbouw, die me nog veel grondiger deed beseffen hoeveel betekenis de botter in Elburg heeft. Lex Terpstra en Hans aan ’t Goor vertelden hierin wat het bouwen van -het liefst aan de Elburgse bottervloot getrouwe- modelbotters voor hen persoonlijk betekent. Een goede invulling van de avond, rust in het hoofd, en belangrijker nog; het ambacht doorgeven aan jongere Elburgers, waarmee het verhaal niet stopt. Niet bij hen.
De daarop volgende documentaire, over het nieuwe leven van de palingrokerij van Frank van Triest, was eveneens een innemende registratie van een stevig staaltje Elburgs cultuurbehoud. De avond beleefde een schitterend slot met het warme, bijna poëtische portret van oud-visser Gerrit Leusink, alias De Kaie. Leusink is 93 jaar maar zingt en fluit nog altijd als een schoolverlater. Met zijn levendige spraak belichaamde de Kaie,- ook voor een dialectdove als ikzelf – de legendes uit een tijdperk dat echt is verdwenen, maar door zijn energieke voorkomen gevoelsmatig ook net aangebroken had kunnen zijn.
Gisteren keek ik niet alleen naar films over Elburg. Ik keek naar een oeroude cultuur die tot de wortel werd afgekapt. Maar ik keek ook naar de wederopstanding van die cultuur, simpelweg omdat die nog altijd diepgewortelde Elburgse gemeenschap altijd weer zal opbloeien. De Zuiderzee is allang verdwenen, de visserij gestopt, maar de (model)botter blijft varen, de paling wordt gerookt en de Kaie zingt nog altijd zijn lied.
Gisteren, bij het verlaten van die zaal vol oer-Elburgers, voelde ik dat ik die wortels niet heb, en dus dat ik nooit oer-Elburger zal kunnen worden. En toch. Toch heb ik gisteren, bevangen door het werk van stadscineast Barend Bosman, 2,5 uur in het tegendeel kunnen geloven. 2,5 uur lang was ik, ja ook echt ik, oer-Elburger. Zo goed was deze Visserijavond. Heeft u het gehoord? Zegt ’t voort!